top of page
Marten Kok

HR 04-02-2022 Wilsbekwaam verzet bij beoordeling zorgmachtiging

Wvggz. Zorgmachtiging. Is art. 2:1 lid 6 Wvggz van toepassing in de fase van afgifte van zorgmachtiging? Beoordeling van wilsbekwaam verzet door de rechter.



Kern: Als bij de voorbereiding van een zorgmachtiging betrokkene bezwaar gemaakt tegen het toedienen van medicatie en dit bezwaar voldoende toegelicht (zie in het arrest daarvoor in 2.2 onder (iii)), dan moet de rechtbank vaststellen of zich situaties voordeden als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz (zie hieronder in rechtsoverweging 3.1.2) en, indien dat niet het geval was, moeten beoordelen of sprake was van wilsbekwaam verzet.


Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. Hiermee is beoogd – overeenkomstig internationale verplichtingen – tot uitdrukking te brengen dat evenveel waarde wordt gehecht aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwaam persoon zonder psychische stoornis.


De honorering van wilsbekwaam verzet geldt voor zowel de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering als de beëindiging van de crisismaatregel of de zorgmachtiging, dus gedurende de gehele procedure. Ook geldt de honorering van wilsbekwaam verzet voor alle vormen van verplichte zorg, aldus de wetsgeschiedenis (Zie voor een en ander Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 153.)


Uit het voorgaande volgt dat art. 2:1 lid 6 Wvggz ook van toepassing is in de fase van de afgifte van een zorgmachtiging. 3 Beoordeling van het middel

3.1.1

Het middel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het beoordelen van wilsbekwaam verzet een taak van de zorgverantwoordelijke is op het moment dat de verplichte zorg in het kader van een zorgmachtiging wordt uitgevoerd en niet van de rechter bij de beoordeling of een zorgmachtiging moet worden verleend. Het betoogt onder meer dat de rechtbank heeft miskend dat art. 2:1 lid 6 Wvggz geldt voor de gehele procedure en dus ook in de fase van de afgifte van een zorgmachtiging. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte niet getoetst of betrokkene zich wilsbekwaam verzet tegen het medicatiegebruik, aldus het middel.

3.1.2

Art. 2:1 lid 6 Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij

a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of

b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

3.1.3

Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. Hiermee is beoogd – overeenkomstig internationale verplichtingen – tot uitdrukking te brengen dat evenveel waarde wordt gehecht aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwaam persoon zonder psychische stoornis. De honorering van wilsbekwaam verzet geldt voor zowel de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering als de beëindiging van de crisismaatregel of de zorgmachtiging, dus gedurende de gehele procedure. Ook geldt de honorering van wilsbekwaam verzet voor alle vormen van verplichte zorg, aldus de wetsgeschiedenis (Zie voor een en ander Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 153.)

3.1.4

Uit het voorgaande volgt dat art. 2:1 lid 6 Wvggz ook van toepassing is in de fase van de afgifte van een zorgmachtiging.

3.1.5

Het voorgaande betekent dat indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg en de situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich niet voordoen, de rechter dient te beoordelen of de betrokkene wilsbekwaam is. Hiertoe dient, indien daarover in de medische verklaring niet is gerapporteerd, een verklaring te worden gevraagd van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog waaruit blijkt of de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is (Vgl. art. 4:1 lid 6 Wvggz en art. 3 Regeling verplichte geestelijke gezondheidszorg). Zo nodig dient de procedure daartoe te worden aangehouden (Vgl. art. 6:2 lid 4 in verbinding met art. 6:1 lid 5 Wvggz) . In het geval dat uit de medische verklaring of uit de hiervoor bedoelde verklaring van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog blijkt dat de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, dient diens bezwaar tegen de verplichte zorg te worden gehonoreerd.

3.1.6

In dit geval heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen het toedienen van medicatie en dit bezwaar voldoende toegelicht (zie hiervoor in 2.2 onder (iii)). De rechtbank had daarom moeten vaststellen of zich situaties voordeden als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz en, indien dat niet het geval was, moeten beoordelen of sprake was van wilsbekwaam verzet. In zoverre slaagt het middel.

3.2

De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.


4 Beslissing

De Hoge Raad: - vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 juli 2021; - wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.





55 weergaven

Comments


bottom of page