Psychiater mocht bij onderzoek crisismaatregel. niet volstaan met beeldbellen met betrokkene. HR 30-06-2023 (ECLI:NL:HR:2023:1004).
Wvggz. Beroep tegen crisismaatregel. Betrokkene is via een beeldbelverbinding medisch onderzocht en burgemeester heeft afgezien van het horen van betrokkene o.b.v. de mededeling v.d. psychiater in de medische verklaring dat hij het horen zinloos acht. Samenhang met HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665 (daar ging het over cassatie tegen een voortzetting van dezelfde crisismaatregel).
De Hoge Raad heeft op 30 juni 2023 weer duidelijk gemaakt dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene hoofdregel is (hier ging het om de crisismaatregel zelf) tenzij dat in de concrete omstandigheden van het geval redelijkerwijs niet mogelijk is. En dat dit "redelijkerwijs niet mogelijk zijn" niet te lichtvaardig mag worden aangenomen. Bij de voortzetting van de crisismaatregel had de HR dit op 21 april 2023 al aangegeven.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1
Op 28 augustus 2022 heeft de burgemeester op grond van art. 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. Betrokkene heeft daartegen op de voet van art. 7:6 Wvggz beroep ingesteld bij de rechtbank en op de voet van art. 10:12 lid 1 Wvggz om toekenning van schadevergoeding verzocht. Hij heeft onder meer betoogd dat de op 28 augustus 2022 opgestelde medische verklaring niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat de onafhankelijke psychiater hem slechts heeft onderzocht door middel van beeldbellen.
3 Beoordeling van het middel
3.1
Onderdeel 1 van het middel bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de onafhankelijke psychiater kon volstaan met een onderzoek door middel van beeldbellen en dat de medische verklaring daarom aan de eisen voldoet.
3.2
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 21 april 20231, waarin het ging om de machtiging tot voortzetting van de onderhavige crisismaatregel, de klacht tegen het in die procedure gegeven oordeel dat de hiervoor in 2.1 genoemde medische verklaring aan de wettelijke eisen voldoet, gegrond verklaard. Kort samengevat overwoog de Hoge Raad dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene uitgangspunt dient te zijn, dat van dit uitgangspunt slechts kan worden afgeweken indien een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk is en dat noch uit de medische verklaring, noch uit de verklaring van de arts ter zitting blijkt dat dit laatste zich voordeed.
3.3
De Hoge Raad ziet geen aanleiding daarover in het kader van het beroep tegen de crisismaatregel anders te oordelen. De door de rechtbank in de rov. 5.3 en 5.4 genoemde omstandigheden zijn niet toereikend voor het oordeel dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk was. Het onderdeel slaagt dan ook.
3.4
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
3.5
Voor zover het cassatieberoep zich richt tegen de Gemeente, ziet het kennelijk op de afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding, welke afwijzing berust op het in onderdeel 1 met succes bestreden oordeel over het beroep tegen de crisismaatregel. Betrokkene is in zoverre niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, nu tegen een beslissing op een verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in art. 10:12 Wvggz hoger beroep openstaat (zie onder meer HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806, rov. 3.1.2 en 3.2.2.).
Comments