top of page
Marten Kok

Termijn indienen verzoekschrift ZM

Hoe zat het ook al weer met de termijn waarbinnen een verzoek voor een zorgmachtiging moet worden ingediend? En wat, als deze termijn is overschreden?


Officier van Justitie wijst Geneesheer-Directeur aan

Zodra de officier van justitie ambtshalve of op aanvraag met de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging begint, start volgens Artikel 5:4 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een aantal verplichtingen. Onder meer moet de Officier van Justitie een Geneesheer-Directeur aanwijzen en de de geneesheer-directeur informeren (en een aantal stukken toesturen) ten behoeve van diens taak bij de voorbereiding van de zorgmachtiging.


Geneesheer-Directeur informeert onder meer betrokkene schriftelijk

Zodra de geneesheer-directeur door de officier is aangewezen informeert de geneesheer-directeur betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, schriftelijk, dat op aanvraag of ambtshalve een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid (artikel 5.4 lid 2 sub a Wvggz).


Officier van Justitie deelt beslissing uiterlijk binnen 4 weken mee ...

Na deze schriftelijke mededeling van de Geneesheer-Directeur, bedoeld in artikel 5:4, tweede lid, onderdeel a, deelt de officier van justitie zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, mee aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke, alsmede in voorkomend geval aan de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5:5, vijfde lid (schorsing voorbereiding zorgmachtiging i.v.m. eigen plan van aanpak) geldt hiervoor een termijn van uiterlijk zes weken (Artikel 5:16 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg).


... en dient - als besluit positief is - onverwijld een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in

Indien de officier van justitie beslist dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, dient hij onverwijld een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in, onder gelijktijdige uitvoering van artikel 5:16. Dit staat in Artikel 5:17 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.


Samenvatting

Hoofdregel is dus, dat binnen vier weken nadat de Officier van Justitie betrokkene, diens advocaat, vertegenwoordiger en aanvrager heeft medegedeeld dat een zorgmachtiging wordt voorbereid, de Officier van Justitie zijn schriftelijke beslissing, of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg, schriftelijk moet mededelen aan de betrokken partijen. En, bij een positieve beslissing moet de Officier van Justitie onverwijld daarna een verzoek indienen voor een zorgmachtiging.


Wet stelt geen sanctie op termijnoverschrijding bij indiening verzoek  

De wet stelt echter geen sanctie op overschrijding van de wettelijke termijn voor indiening van het verzoekschrift.


In 2021 werd er door enkele rechtbanken nog wel eens beslist dat het O.M. niet-ontvankelijk was bij een aanzienlijke overschrijding van de termijn (Rechtbank Rotterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:813) en Rechtbank Rotterdam 15 december 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:12937, maar de Hoge Raad heeft daarover inmiddels anders beslist.


Geen niet-ontvankelijkheid, mogelijk wel schadevergoeding

In Hoge Raad 5 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:349 had de Officier van Justitie ruim twee weken te laat de beslissing medegedeeld aan (onder meer betrokkene) dat aan de criteria voor een zorgmachtiging was voldaan. Maar niet-ontvankelijkheid kan niet aan de orde zijn. Wel schadevergoeding:


"Beoordeling van het middel

3.1

Onderdeel 1 van het middel klaagt onder meer dat de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in art. 5:16 lid 1 Wvggz met ruim twee weken. Van de officier van justitie mag immers worden verwacht dat hij zich aan de wettelijke termijn houdt. Als die termijn niet wordt gehaald, betekent dit dat de betrokkene ervan mag uitgaan dat de procedure niet wordt voortgezet, aldus het onderdeel.


"3.2

Art. 5:16 lid 1, eerste volzin, Wvggz bepaalt dat na de schriftelijke mededeling bedoeld in art. 5:4 lid 2, onder a, Wvggz – inhoudende dat een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid – de officier van justitie zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, meedeelt aan de betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke, alsmede in voorkomend geval aan de aanvrager, bedoeld in art. 5:3 Wvggz. Hiermee wordt beoogd dat de officier van justitie binnen een redelijke termijn aan de in art. 5:16 lid 1, eerste volzin, Wvggz genoemde belanghebbenden duidelijkheid verschaft of hij de rechter om een zorgmachtiging ten aanzien van de betrokkene zal verzoeken.


"3.3

In de Wvggz wordt aan de niet-naleving van de in art. 5:16 lid 1 Wvggz genoemde termijn van vier weken niet het rechtsgevolg verbonden van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het verzoek voor een zorgmachtiging, dan wel van afwijzing van dat verzoek. Hoewel het onderdeel terecht aanvoert dat van de officier van justitie mag worden verwacht dat hij zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vier weken zijn beslissing meedeelt of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, strookt het niet met de bij het verkrijgen van een zorgmachtiging betrokken belangen om op de grond dat sprake is van overschrijding van deze termijn, de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek voor een zorgmachtiging, dan wel dat verzoek af te wijzen.


In geval van een termijnoverschrijding waardoor de betrokkene nadeel heeft ondervonden, kan op grond van art. 10:12 lid 3 Wvggz schadevergoeding worden toegekend.


De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht faalt."


De rechtbank Rotterdam vond kennelijk op 11 februari 2021 een termijnoverschrijding met bijna vier (!) maanden ook al geen geen beletsel meer: Rechtbank Rotterdam 11 februari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1982. Geen niet-ontvankelijkheid.




Comments


bottom of page