top of page

"Wilsbekwaam verzet tegen medicatie": de HR

Hoge Raad 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:650. Wvggz. Zorgmachtiging. Wilsbekwaam verzet tegen medicatie; ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander.


2 Uitgangspunten en feiten

2.1

In deze procedure heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene te verlenen voor de duur van zes maanden, onder meer voor het toedienen van medicatie.


2.2

Bij de mondelinge behandeling van het verzoek heeft de advocaat van betrokkene blijkens het van de behandeling opgemaakte proces-verbaal het volgende aangevoerd:


“Betrokkene is niet tegen behandeling, maar tegen de medicatie die zij krijgt. Zij voelt zich nu een levende plant. Zij ervaart alleen maar dat het slechter gaat en niet beter, vooral lichamelijk. Ik zie geen beoordeling van de bekwaamheid van betrokkene in de medische verklaring.


(...)


Er is geen beoordeling van de onafhankelijk psychiater ten aanzien van de wilsbekwaamheid van de medicatie. Wilsbekwaam verzet tegen de medicatie moet worden gehonoreerd. Er is geen sprake van levensgevaar of ernstig gevaar voor anderen. Ik verzoek u daarom het verzoek af te wijzen dan wel aan te houden. (...)”


2.3

De rechtbank heeft de verzochte zorgmachtiging verleend, onder meer voor het toedienen van medicatie. Over de noodzaak van medicatie heeft de rechtbank overwogen:


“2.5. (...) Ondanks dat betrokkene erkent dat zij niet voor zichzelf kan zorgen staat zij, door het ontbreken van ziekte-inzicht, niet achter de voor haar noodzakelijke behandeling middels medicatie. Het is de rechtbank voldoende gebleken dat medicatie een essentieel onderdeel is van de behandeling. Door de artsen wordt namelijk gezien dat de medicatie direct effect heeft. Betrokkene lijkt beter in contact en is herstellende van de psychotische ontregeling. Daarbij is gebleken dat betrokkene wegens het verminderde ziekte-inzicht ter zake onbekwaam is voor wat betreft de medicatie inname. Zij ziet niet de positieve effecten van de medicatie. Om die reden is verplichte zorg nodig.


(...)


2.8. (...)

Betrokkene heeft geen inzicht in de gevolgen van het weigeren van de medicatie. Verplichte zorg is daarom noodzakelijk.”


3 Beoordeling van het middel

3.1

Onderdeel I van het middel richt zich onder 1.1 tegen de verwerping van het beroep op wilsbekwaam verzet van betrokkene ter zake van het toedienen van medicatie en klaagt onder meer dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan het betoog dat geen onafhankelijke beoordeling van de wilsbekwaamheid van betrokkene heeft plaatsgevonden, zodat het verzoek moet worden afgewezen, dan wel aangehouden.

Onderdeel II klaagt dat de vaststelling van de rechtbank in rov. 2.2 van haar beschikking dat een ernstig verstoorde ontwikkeling bestaat of dreigt “voor betrokkene of een ander” onjuist is, althans zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Dat een ernstig verstoorde ontwikkeling bestaat of dreigt voor een ander is niet vastgesteld in de medische verklaring, noch in het zorgplan, aldus de klacht.


3.2

Art. 2:1 lid 6 Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien

van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:


- a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of

- b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.


3.3

Indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg en de situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, onder b, Wvggz zich niet voordoen, dient de rechter te beoordelen of de betrokkene wilsbekwaam is. Hiertoe dient, indien daarover in de medische verklaring niet is gerapporteerd, een verklaring te worden gevraagd van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog waaruit blijkt of de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is. Zo nodig dient de procedure daartoe te worden aangehouden. (zie onder meer HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123, rov. 3.1.5.).


3.4

Voor zover de rechtbank zou hebben geoordeeld dat het beroep van betrokkene op wilsbekwaam verzet geen beoordeling behoeft omdat er een aanzienlijk risico is op ernstig nadeel voor een ander als bedoeld in art. 2:1 lid 6, onder b, Wvggz, klaagt onderdeel II terecht dat dit oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. De vaststelling, in rov. 2.2 van de bestreden beschikking, dat een ernstig verstoorde ontwikkeling bestaat of dreigt voor betrokkene of een ander, is klaarblijkelijk ontleend aan het verzoek van de officier van justitie. In dat verzoek is evenwel niet toegelicht waarom bedoeld nadeel ook een ander dan betrokkene zou betreffen. Dat valt ook niet af te leiden uit de onderliggende stukken: in de medische verklaring en het zorgplan is het bestaan of de dreiging van een ernstig verstoorde ontwikkeling slechts vermeld en toegelicht ten aanzien van betrokkene zelf.


3.5

Indien de rechtbank ervan is uitgegaan dat zich geen situatie als bedoeld in art. 2:1 lid 6, onder b, Wvggz voordeed, diende zij te beoordelen of betrokkene ten aanzien van de noodzaak van medicatie in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, had de rechtbank in dat kader moeten ingaan op het betoog van de advocaat van betrokkene dat in de medische verklaring niet over de wilsbekwaamheid van betrokkene is gerapporteerd, zodat op dit punt een onafhankelijke beoordeling ontbreekt. Bij die lezing slaagt de hiervoor in 3.1 vermelde klacht van onderdeel I.


3.6

Onderdeel 1.2 behoeft gelet op het voorgaande geen behandeling.


4 Beslissing


De Hoge Raad:


- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 2 november 2023;

- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.



Hieronder de kern van



Kern: Als bij de voorbereiding van een zorgmachtiging betrokkene bezwaar gemaakt tegen het toedienen van medicatie en dit bezwaar voldoende toegelicht (zie in het arrest daarvoor in 2.2 onder (iii)), dan moet de rechtbank vaststellen of zich situaties voordeden als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz (zie hieronder in rechtsoverweging 3.1.2) en, indien dat niet het geval was, moeten beoordelen of sprake was van wilsbekwaam verzet.


Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. Hiermee is beoogd – overeenkomstig internationale verplichtingen – tot uitdrukking te brengen dat evenveel waarde wordt gehecht aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwaam persoon zonder psychische stoornis.


De honorering van wilsbekwaam verzet geldt voor zowel de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering als de beëindiging van de crisismaatregel of de zorgmachtiging, dus gedurende de gehele procedure. Ook geldt de honorering van wilsbekwaam verzet voor alle vormen van verplichte zorg, aldus de wetsgeschiedenis (Zie voor een en ander Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 153.)


Uit het voorgaande volgt dat art. 2:1 lid 6 Wvggz ook van toepassing is in de fase van de afgifte van een zorgmachtiging.



126 weergaven
bottom of page